De gemeenteraad dient het belastingreglement op de algemene belasting gezinnen opnieuw vast te stellen.
Het gemeentebestuur wil bij het heffen van de algemene belasting op gezinnen zoveel mogelijk rekening houden met de gezinssituatie en de financiële draagkracht van haar inwoners en tweede verblijvers.
Daarom worden er verschillende tarieven gehanteerd op basis van de hierbovenvermelde criteria.
Juridisch kader
De financiële toestand van de gemeente rechtvaardigt en vergt de invoering van alle rendabele belastingen.
Dit blijkt ook uit de meerjarenplanning die beantwoordt aan alle opgelegde evenwichtscriteria conform de BBC regelgeving.
Het is verantwoord een algemene belasting te heffen als tussenkomst in de stijgende uitgaven van de openbare dienstverlening.
Het is billijk om aan bepaalde categorieën van belastingplichtigen, rekening houdend met hun gezinssituatie of hun financiële draagkracht, een vermindering van de belasting toe te staan.
Zo is het wenselijk om gezinnen met minstens drie kinderen of met een kind dat ten minste 9 punten behaalt op de schaal van zelfredzaamheid, een belastingvermindering toe te kennen.
Het is eveneens wenselijk om een belastingvermindering toe te kennen aan alle gezinnen waarvan de referentiepersoon recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming binnen de verplichte ziekteverzekering.
Op vraag van het OCMW is het eveens wenselijk om een belastingvrijstelling te voorzien voor de gezinnen waarvan de referentiepersoon een leefloon geniet en voor de gezinnen opgevangen in het Lokaal Opvang Initiatief.
Ten slotte is het billijk om, rekening houdend met de gezinssituatie, een belastingvermindering toe te staan aan alleenstaanden en éénoudergezinnen;
Regelgeving :
Art. 1 : Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 ten behoeve van de gemeente Waasmunster een jaarlijkse algemene belasting gezinnen geheven.
Art. 2 : Definiëring :
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. Gezin :
a. hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft
b. hetzij een vereniging van twee of meer personen die, al dan niet door familiebanden gebonden, gewoonlijk eenzelfde woning of woongelegenheid betrekken en er samen leven.
De wijze van inschrijving in het bevolkingsregister is bepalend voor de omschrijving van het begrip "gezin".
2. Referentiepersoon : Eén van de gezinsleden ouder dan achttien jaar, die in het gezin zijn/haar eigen belangen en desgevallend die van de medegezinsleden behartigt en zich als dusdanig tegenover derden kenbaar gemaakt heeft, optreedt of gekend is.
3. Kind :
a. Elke persoon jonger dan 21 jaar, behorende tot het gezin met uitzondering van de referentiepersoon en diens partner.
b. Verlengd minderjarigen worden als kinderen jonger dan 21 jaar aanzien.
c. Kinderen getroffen door een handicap van ten minste 66% of die ten minste 9 punten behalen op de schaal van zelfredzaamheid worden als 3 kinderen aanzien.
4. Alleenstaande : Een gezin bestaande uit één persoon.
5. Eénoudergezin : Een gezin dat uitsluitend bestaat uit de referentiepersoon en één of meerdere kinderen te zijner/harer laste.
6. Tweede verblijf : Elke private verblijfsgelegenheid, ongeacht de toestand waarin deze zich bevindt, waarvoor degene die er kan verblijven niet is ingeschreven in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister op dit adres. Een tweede verblijft kan hetzij een vaste, hetzij een verplaatsbare constructie betreffen.
7. Zakelijk gerechtigde / houder van het zakelijk recht : De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
a. de volle eigendom;
b. het recht van opstal of van erfpacht;
c. het vruchtgebruik
Art. 3 : De algemene belasting wordt gevestigd ten laste van de referentiepersoon van :
1. Ieder gezin dat op 1 januari van het aanslagjaar is ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Waasmunster en er werkelijk verblijft. De inschrijving geldt tot bewijs van het tegendeel.
2. Iedereen die op 1 januari van het aanslagjaar houder is van het zakelijk recht van een tweede verblijf. In geval van mede-eigendom is iedere mede-eigenaar belastingplichtig in verhouding tot zijn aandeel in het tweede verblijf.
Elke mede-eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belasting.
Art. 4 : Basistarief: De belasting wordt vastgesteld op 156,00 euro per gezin.
Art. 5 : Afwijkende tarieven en vrijstellingen.
1. Het tarief voor gezinnen die op 1 januari van het aanslagjaar behoren tot één van volgende categorieën wordt vastgesteld op 40,00 euro :
a. Gezinnen met 3 kinderen jonger dan 21 jaar.
b. Gezinnen waarvan de referentiepersoon, zoals bedoeld in artikel 3, geniet van het recht op verhoogde tegemoetkoming binnen de verplichte ziekteverzekering.
2. Het tarief voor gezinnen die op 1 januari van het aanslagjaar behoren tot één van de volgende categorieën genieten wordt vastgesteld op 78,00 euro :
a. Alleenstaanden
b. Eénoudergezinnen
3. Gezinnen die op 1 januari van het aanslagjaar behoren tot één van volgende categorieën genieten belastingvrijstelling :
a. Gezinnen waarvan de referentiepersoon, zoals bedoeld in artikel 3, het leefloon geniet.
b. Gezinnen die worden opgevangen in het Lokaal Opvang Initiatief.
Als een gezin behoort tot meerdere in dit artikel vermelde categorieën wordt het belast aan het laagste tarief waarvoor het in aanmerking komt.
Art. 6 : Jaarlijkse indexering :
De tarieven vermeld in dit reglement worden op 01 januari van ieder jaar aangepast aan de index van de consumptieprijzen van de maand november van het voorgaande jaar volgens de formule:
R x I /i
Waarbij :
R = tarieven vastgesteld in artikel 4 en 5
I = index van de maand november van het voorgaande jaar
i = index van de maand november 2025 (basis 2004)
De aldus bekomen bedragen worden afgerond naar een veelvoud van 1 euro.
Dit houdt in dat een geïndexeerd bedrag dat eindigt op 1 tot en met 49 eurocent wordt afgerond naar het lagere veelvoud van 1 euro.
Het geïndexeerd bedrag dat eindigt op 50 tot en met 99 eurocent wordt afgerond naar het hogere veelvoud van 1 euro.
Art. 7 : De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier. Het belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het College van Burgemeester en Schepenen.
Art. 8 : De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9 : De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen de aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen van Waasmunster. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend , ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de belastingplichtige de aanslag heeft ontvangen of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de contantbelasting.
Het aanslagbiljet wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van zijn verzending. Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om berichten elektronisch uit te wisselen, wordt het aanslagbiljet geacht ontvangen te zijn op het tijdstip waarop het aanslagbiljet toegankelijk wordt voor de belastingplichtige.
Als het bezwaarschrift, verzonden wordt via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van indiening van het bezwaar.
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden dient dit uitdrukkelijk in zijn bezwaarschrift te vragen.
Art. 10 : Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen vermeld in artikel 9,§5 van het decreet kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent.
Artikelen 1385 decies en 1385 undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing . De vormen, de termijnen en de rechtspleging voor de bevoegde rechtbanken en hoven worden geregeld zoals inzake rijksinkomstenbelastingen en gelden voor alle betrokken partijen.
Art. 11 : De bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen zijn van toepassing op deze belasting.
Art. 12 : Zonder afbreuk te doen aan Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn van toepassing, voor zover deze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen:
1° de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;
2° het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet- fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019, met uitzondering van artikel 43 tot en met 48.
Art. 13 : Verwijl- en moratoriumintresten zijn toepasselijk zoals inzake directe rijksbelastingen.
Art. 14 : Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2026 en zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur. (artikel 286 en 287)
Art. 15 : De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur. (artikel 330)