De gemeenteraad dient het percentage van de aanvullende personenbelasting vast te stellen.
Juridisch kader
De financiële toestand van de gemeente rechtvaardigt en vergt de invoering van alle rendabele belastingen.
Dit blijkt ook uit de meerjarenplanning die beantwoordt aan alle opgelegde evenwichtscriteria conform de BBC regelgeving.
Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente.
De inkomsten uit de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting vormen al jaren een hoeksteen binnen de fiscale inkomsten van de gemeente.
Het college van burgemeester en schepenen stelt voor om de aanvullende belasting op de personenbelasting voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 vast te stellen op 7,4%.
Regelgeving :
Art. 1 : Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een aanvullende gemeentebelasting geheven op de personenbelasting ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
Art. 2 : Het percentage van deze belasting voor alle belastingplichtigen wordt vastgesteld op 7,4 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Art. 3 : De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen geschieden door toedoen van het Bestuur van de Directe Belastingen, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.
Art. 4 : Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2026 en zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur. (artikel 286 en 287)
Art. 5 : De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur. (artikel 330)