Terug
Gepubliceerd op 14/09/2022

Besluit  gemeenteraad

do 22/09/2022 - 19:30

Algemeen politiereglement Politiezone Hamme Waasmunster - goedkeuring aanpassingen

Aanwezig: Yari Van Kaer, voorzitter van de raad
Jurgen Bauwens, burgemeester
Petra Verstappen, Ilse Poppe, Guido De Cock, Tom Baert, schepenen
Rik Daelman, Agnes Dierick, Kelly Van Nieuland, Renaat Decorte, André De Maere, Bart Waterschoot, Werner De Nijs, Cecile Van Havermaet, Yves Heylen, Annelies Fierens, Aurélie Willaerts, Luc Maes, Steven Van Oost, Gustaaf De Beule, raadsleden
Bram Collier, algemeen directeur
Verontschuldigd: Dominique Roelandt, raadslid
  • Het Algemeen Politiereglement Politiezone Hamme/Waasmunster dient aangepast te worden naar aanleiding van enkele bemerkingen vanwege de provincie Oost-Vlaanderen, alsook worden enkele foute verwijzingen (verkeersborden/wegcode) aangepast.

Juridisch kader

Juridisch kader :

  • Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer [en van het gebruik van de openbare weg] (WEGCODE)

  • De nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988, in het bijzonder artikel 119 dat de bevoegdheid tot het vaststellen gemeentelijke politieverordeningen bij de gemeenteraad legt.

  • De wet van 5 augustus 1992 op het politieambt., in het bijzonder artikel 30 met betrekking tot inbeslagname.

  • De wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

  • Het decreet van 22 december 2017, in het bijzonder artikel 40 dat de bevoegdheid tot het vaststellen van reglementen bij de gemeenteraad legt.

  • Het Algemeen Politiereglement van de Politiezone Hamme Waasmunster zoals goedgekeurd in gemeenteraadszitting van 23 juni 2021.

Motivering : 

  • Het Algemeen Politiereglement Politiezone Hamme/Waasmunster dient aangepast te worden naar aanleiding van enkele bemerkingen vanwege de provincie Oost-Vlaanderen, alsook worden enkele foute verwijzingen (verkeersborden/wegcode) aangepast.

  • Het advies van de politieraad van 21 juni 2022.

  • Het advies van de jeugdraad van 12 september 2022.

Besluit

Artikel 1: Keurt goed het Algemeen Politiereglement Politiezone Hamme/Waasmunster zoals hieronder beschreven.

Artikel 2: Het Algemeen Politiereglement Politiezone Hamme/Waasmunster zoals goedgekeurd in de gemeenteraad in zitting van 23 juni 2021 wordt opgeheven.

Artikel 3: Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 2022.

DEEL 1 – TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

§1. Dit reglement geldt met behoud van de toepassing van enige andere wetgeving.

§2. Overtredingen van de bepalingen zoals die zijn beschreven:

  1. in dit reglement;
  2. in de burgemeestersbesluiten gegeven krachtens artikelen 133 tot en met 135 van de nieuwe gemeentewet voor zover het betreffende besluit de optie tot sanctionering expliciet vermeldt;
  3. in reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, gegeven krachtens artikel 40§3 van het decreet over het lokaal bestuur voor zover het betreffende besluit de optie tot sanctionering expliciet vermeldt;
  4. in toegankelijkheidsregelingen van erkende natuurreservaten;

vallen onder de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties, volgens de modaliteiten bepaald in de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en volgens hoofdstuk 4 van dit reglement.

§3. Het opleggen van een administratieve sanctie is onderworpen aan de procedurevoorschriften zoals voorzien in de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

§4. Alle schriftelijke toestemmingen van het lokaal bestuur of andere instanties moeten op eenvoudig verzoek kunnen voorgelegd worden aan de politie en aan de aangestelde ambtenaar.

§5. Voor alle artikelen in dit reglement, waarin geluidsnormen worden opgelegd, gelden de bepalingen uit VLAREM II, hoofdstukken 4.5, 5.32 en 6.7.

DEEL 2 – ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT POLITIEZONE HAMME/WAASMUNSTER

HOOFDSTUK 1: DEFINITIES

Artikel 1bis

  1. Gerucht, rumoer: Gezang, geroep, muziek of om het even welk lawaai dat zonder noodzaak wordt veroorzaakt of te wijten is aan een gebrek aan voorzorg.

  2. Overdag: Periode van 07.00u tot 19.00u.

  3. Avond: Periode van 19.00u tot 22.00u.

  4. Nacht: Periode van 22.00u tot 07.00u.

  5. Openbaar domein:

    1. De openbare weg: dat gedeelte van het gemeentelijk grondgebied bestemd voor het verkeer van personen en/of voertuigen en dat voor iedereen toegankelijk is binnen bij de wetten, besluiten en reglementen bepaalde perken, de verkeerswegen, met inbegrip van bermen, fietspaden, voetpaden, voetwegen en grachten;

    2. De plaatsen die ingericht zijn als aanhorigheden van de verkeerswegen en die onder meer bestemd zijn voor het stationeren van voertuigen, voor parken en plantsoenen en de plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek.

    3. Alle andere gedeelten van het gemeentelijk patrimonium die voor iedereen toegankelijk zijn binnen de bij wetten, decreten, besluiten en reglementen bepaalde perken.

    4. Muziek: Alle vormen van muziekemissie voortkomend van blijvende of tijdelijke geluidsbronnen.

HOOFDSTUK 2: GAS-INBREUKEN

1. Geluidsoverlast

Artikel 2

Elk gerucht of rumoer dat overdag, zonder noodzaak wordt veroorzaakt of te wijten is aan een gebrek aan voorzorg en dat van aard is de rust te verstoren, is verboden.
Het bewijs van geluidsoverlast kan met alle mogelijke middelen geleverd worden.

Artikel 3

Wordt niet als hinderlijk aangezien, het geluid dat:

  1. Het gevolg is van werken aan het openbare domein of werken voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met machtiging of in opdracht van de bevoegde overheid en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te vermijden.
  2. Het gevolg is van werken of handelingen die bij hoogdringendheid en zonder verder uitstel dienen te geschieden ter bescherming van personen of eigendommen of ter voorkoming van rampen.
  3. Het gevolg is van werken uitgevoerd tussen 07.00u en 20.00u, behalve op zondagen en wettelijke feestdagen, waarvoor toelating werd verleend door de bevoegde overheid, of van noodzakelijke onderhoudswerken, en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te vermijden.
  4. Afkomstig is van een door het gemeentebestuur vergunde manifestatie, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd.
  5. Voortgebracht wordt door spelende kinderen.

Artikel 4: Werkzaamheden en hanteren van goederen

Iedereen die een beroep uitoefent of een handel exploiteert waarbij gebruik gemaakt wordt van toestellen die buitengewoon luidruchtig zijn en van aard om de rust van de omgeving te storen, kunnen verplicht worden die toestellen te gebruiken onder de door de burgemeester vastgestelde voorwaarden, die tot doel hebben de geruchten of het lawaai te beperken, zowel qua intensiteit als qua tijd.

Artikel 5: Voortbrengen van geluid voor het maken van reclame en publiciteit

Het aanwenden van fluiten, sirenes, bellen, muziek, geluidsverwekkende hulpmiddelen door handelsinrichtingen, bewegende verkoopsinrichtingen, venters of leurder, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en dienstverleners, met het doel de aandacht te vestigen op de verkoop van een product of het verlenen van een dienst is enkel geoorloofd overdag. Het gebruik is onderworpen aan een voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. Het gebruik van deze toestellen is steeds verboden op zon- en feestdagen. Hierop wordt een uitzondering gemaakt , zelfs op zon- en feestdagen, voor ijsventers tot 22.00u.

Artikel 6: Voertuigen met luidsprekers

Het gebruik van luidsprekers of een radio-installatie die met het oog op het maken van reclame of propaganda, aangebracht zijn op of in voertuigen is onderworpen aan een voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

Artikel 7: Muziek

§1. Voor alle muziekactiviteiten, ongeacht hun locatie, gelden de regels opgenomen in VLAREM II. Het college van burgemeester en schepenen kan geval per geval strengere normen en bijkomende voorwaarden opleggen.

§2. Straatmuzikanten moeten geen voorafgaande machtiging bekomen hebben om op te treden, op voorwaarde dat:

  1. Hun optreden geen oorzaak is van of aanleiding kan geven tot verstoring van de openbare orde of rust
  2. Hun uitvoering of optreden geen verkeershinder veroorzaakt, noch de vrije doorgang van voetgangers op het trottoir belet.
  3. De omstanders niet worden lastig gevallen en hun uitvoering of optreden geen doelbewuste bedelarij is.
  4. De muziek  niet elektronisch versterkt is en niet storend voor de omgeving of voor andere aan gang zijnde en toegelaten evenementen.

§3. Het is verboden muziek in voertuigen te produceren die hinderlijk hoorbaar is buiten het voertuig. Er wordt enkel een uitzondering toegestaan voor voertuigen voor reclame en publiciteit, zoals opgenomen in artikel 4 en 5 van dit reglement.

Artikel 8: Werktuigen

§1. Onverminderd artikel 3 is het gebruik van werktuigen aangedreven door ontploffingsmotoren of elektrische motoren verboden tussen 20.00u en 08.00u. Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke werktuigen volledig verboden, behalve voor grasmaaiers, waarvan het gebruik op zon- en feestdagen tussen 10.00u en 12.00u geoorloofd is.

§2. De verbodsbepalingen in dit artikel zijn niet van toepassing op de normale exploitatie en bedrijfsuitoefening van alle ondernemingen die over de vereiste vergunningen beschikken.

Artikel 9: Vuurwerk, voetzoekers, carbuurkanonnen, wensballonnen en vogelschrikkanonnen

§1. De gemeente kan voor uitzonderlijke gebeurtenissen vooraf de toestemming verlenen om op een beperkt aantal plaatsen en gedurende een beperkte periode vuurwerk af te steken, voetzoekers te laten ontploffen of carbuurkanonnen af te vuren. De gemeente bepaalt de voorwaarden voor het aanvragen en afleveren van die toestemming. Het is te allen tijde verboden wensballonnen op te laten.

§2. Het gebruik van al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijksoortige toestellen, met inbegrip van toestellen die, al dan niet elektronisch verstrekt het geluid laten horen van krijsende vogels, om vogels te verjagen ter bescherming van de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt is enkel toegestaan mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester. De aanvraag moet gemotiveerd worden en moet de beoordeling van de mogelijke hinder van de installatie mogelijk maken. In de toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

§3. De toelating kan worden geschorst of ingetrokken indien de toelatingsvoorwaarden niet worden nageleefd of het bestaan van overmatige hinder wordt vastgesteld.

Artikel 10: Lawaai door dieren

Dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken voor de omwonenden door aanhoudend geblaf, geschreeuw of gekrijs. Derhalve zijn de houders van dieren verplicht hun dieren op een degelijke wijze onderdak en verzorging te verlenen. De houders van de dieren waarvan het geluid de rust van de omwonenden stoort of als overdreven hinderlijk kan beschouwd worden, zijn strafbaar.

2. Openbare veiligheid en vlotte doorgang

2.1 Algemeen

Artikel 11

Het is verboden op het openbaar domein en op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, een activiteit uit te oefenen die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen.

Artikel 12

Het is verboden fietsen, bromfietsen en andere voertuigen te plaatsen voor de ingangen van private woningen.

2.2 Manifestaties, optochten en samenscholingen op een openbare plaats

Artikel 13

Iedere manifestatie, optocht, meeting, voordracht en toespraak op een openbare plaats is onderworpen aan een toelating van de gemeente. De houders van deze toelating moeten zich schikken naar de voorwaarden opgenomen in dit toelatingsbesluit en de bevelen van de politie. Eenzelfde toelating is vereist voor meetings in huizen of lokalen gericht tot of hoorbaar door het publiek dat zich op de openbare weg bevindt. Deelname aan een manifestatie waarvoor geen toelating werd gegeven is strafbaar.

Artikel 14

§1. Het dragen van vermommingen is verboden gedurende iedere manifestatie.

§2. Enkel tijdens jeugdwerkactiviteiten, de vieringen van carnaval of middels toelating van het college van burgemeester en schepenen naar aanleiding van specifieke festiviteiten is het toegelaten zich te maskeren of te vermommen.

§3. Gemaskerde en vermomde personen zijn verplicht zich te identificeren en hun vermommingen te verwijderen op het eerste verzoek van de politie.

Artikel 15

Het is verboden:

  1. De noodseinen of andere tekens, door de politie en andere hulpdiensten gebruikt, na te bootsen.
  2. Voor burgers om kledij van burgerlijke of militaire overheid te dragen.

2.3 Nummeren van gebouwen, plaatsen van verkeers- en straatnaamborden en leidingen van openbaar nut

Artikel 16

Het gemeentebestuur duidt de nummering van de gebouwen aan; enkel het door het gemeentebestuur aangeduide nummer mag door de bewoner of eigenaar worden aangebracht. Eigen nummering mag niet aangebracht worden. Wordt door de bewoner of eigenaar het aangeduide nummer niet aangebracht dan zal het gemeentebestuur zelf het nummer aanbrengen op kosten en risico van de betrokkene.

Artikel 17

De eigenaar en gebruiker van een gebouw moet op de gevel ervan, of afsluitingsmuren langsheen de openbare weg gelegen, de plaatsing door het gemeentebestuur dulden van straatnaamborden, verkeersborden, houders van leidingen van openbaar net en veiligheid of andere toestellen van openbaar belang. Hij zal er alle vereiste werken aan laten uitvoeren.

Artikel 18

De eigenaar of gebruiker van een gebouw moet, indien de afbraak of verandering ervan de verplaatsing nodig maakt van een toestel van openbaar nut, op voorhand de burgemeester en de eigenaar of exploitant ervan verwittigen.

Artikel 19

Het is verboden de straatnaamborden, huisnummers of elke andere aanduiding van openbaar belang te bedekken, weg te nemen, te veranderen of te beschadigen en de uithangborden en plakbrieven af te rukken, ze te bevuilen of onleesbaar te maken.

2.4   Privaat gebruik van de openbare weg

Artikel 20

Elk privaat gebruik van de openbare weg is verboden zonder voorafgaande toelating van de bevoegde overheid.

Artikel 21

Het plaatsen van tafels, banken, stoelen, koopwaren of andere voorwerpen op de openbare weg is verboden, tenzij voorafgaande schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 22

Terrassen en uitstallingen geplaatst zonder vergunning of in strijd met de bepalingen van de vergunning worden beschouwd als een wederrechtelijke inname van de openbare weg. Deze moeten op politiebevel onmiddellijk worden verwijderd. Indien aan het bevel geen gevolg wordt gegeven, zullen zij ambtshalve, op kosten en risico van hun eigenaar en/of gebruikers worden weggenomen.

Artikel 23

Het is verboden zonder machtiging van de beheerder van de weg en van het gemeentebestuur op privé-initiatief op of over de openbare weg, toestellen of andere verbindingen aan te brengen.

Artikel 24

De politie kan van rechtswege en op kosten van de overtreder alle private voorwerpen van de openbare weg verwijderen als ze de veiligheid bedreigen, de doorgang hinderen of zonder voorafgaande toelating werden aangebracht.

2.5 Inname openbaar domein

Artikel 25

De inname van het openbaar domein voor het uitvoeren van werken op last van particulieren is in principe verboden. Het college van burgemeester en schepenen kan hiervoor wel een vergunning toestaan.

Artikel 26

Bij inname van het openbaar domein voor het uitvoeren van werken dienen de werken onmiddellijk na het plaatsen van schutsels, hekken of stellingen aangevangen te worden en zonder onderbreking voortgezet ten einde binnen de kortst mogelijke tijd voltooid te zijn. In geval van onderbreking van de werken zullen de afsluitingen weggenomen worden of op de lijnrichting herplaatst worden zodat zij het verkeer niet belemmeren.

Artikel 27

Het is verboden, hetzij van boven, hetzij van binnen, uit de huizen puin- of bouwstoffen op het openbaar domein, in de riool of in de waterlopen te werpen. Deze moeten met zorg beneden gelaten worden en zodanig tegen het gebouw of tegen het schutsel gelegd worden dat het verkeer niet belemmerd wordt. Voor het invallen van de duisternis zullen deze weggenomen worden. De voertuigen die de bouwmaterialen aanbrengen of aarde en steengruis weghalen moeten binnen de omheining van de eigendom rijden. Waar dit onmogelijk is, moeten zij langs het gebouw, maar nooit dwars over de openbare weg worden geplaatst.

Artikel 28

Afsluitingen, hekken, stellingen of containers op het openbaar domein moeten behoorlijk verlicht worden, van zonsondergang tot zonsopgang op kosten en verantwoordelijkheid van de plaatser.

Artikel 29

Onmiddellijk na de voltooiing van het grof werk en het onder dak brengen van de gebouwen langsheen de openbare weg moet de aannemer de afsluitingen, hekken of stellingen doen wegnemen en het gedeelte van de openbare weg, door de werk- en bergplaatsen ingenomen, helemaal zuiveren van bouwmaterialen, steengruis of vuilnis. Hij moet de weg voor het openbaar verkeer heropenen en in zijn vorige staat brengen op zijn kosten. Hetzelfde zal gebeuren in geval van onderbreking van de werken. Bouwmaterialen of puin die binnen de bepaalde tijd niet zijn weggehaald kunnen op politiebevel van ambtswege worden weggevoerd op kosten van de aannemer of de eigenaar.

Artikel 30

Het gemeentebestuur mag te allen tijde tijdens de duur van de werken nazicht uitoefenen en daartoe afgevaardigden aanstellen. De eigenaars, aannemers of hun aangestelde zullen bij dit nazicht hun medewerking moeten verlenen. Indien vastgesteld wordt dat er is afgeweken van de voorwaarden door dit reglement bepaald of in de toelating gesteld, indien het gebruikte materiaal van gelijk welke aard bestemd voor de opbouw of dienstig voor de herstellingen of anderzijds de vereiste hoedanigheid om waarborgen tegen ongevallen te bieden, niet bezit, zullen de werken onmiddellijk stop gezet worden. De verantwoordelijke van de gemeente zal daarvan verslag opmaken en voor uitspraak aan de burgemeester voorleggen.

Artikel 31

Wanneer er langs de openbare wegen grachten gelegen zijn die dienen overwelfd te worden, dan kan deze slechts overwelfd worden na machtiging van de bevoegde overheid.

3. Veiligheid op de openbare weg

Artikel 32: Verkeer van dieren

§1. Het is verplicht de hond vanwaar men eigenaar is of waarover men de feitelijke bewaking heeft aan de leiband te houden aan het volledig openbaar domein, in bossen en natuurreservaten; met uitzondering van hulphonden en diensthonden en op hondenloopzones ingericht door het gemeentebestuur.

§2. Het is verboden kwaadaardige of woeste dieren te laten rondlopen op gedeelten van niet afgesloten private eigendommen om de toegang van de woning te bereiken.

Artikel 33: Plaatsen waar manifestaties en vertoningen plaats hebben

Het maximum toegelaten personen moet, volgens de door de overheid voorgeschreven wijze, zichtbaar worden aangebracht aan de hoofdingang van het gebouw of van het evenement. De exploitant van het gebouw en de inrichter van de manifestatie zijn verplicht op de maximaal toegelaten personen controle te houden.

Artikel 34: Verplichtingen van de burger in geval van brand

§1. Brandmonden gelegen in een openbare plaats moeten steeds vrij blijven voor gebruik en gemakkelijk toegankelijk gehouden worden.

§2. Personen die niet noodzakelijk zijn voor het bestrijden van brand of van andere gevaren moeten zich verwijderen op verzoek van de politie of de brandweer.

Artikel 35: Bestrijden van sneeuw en ijs

§1. Bij vriesweer is het verboden, om welke reden ook, water op de openbare weg te gieten of te laten vloeien.

§2. Bij ijzel zijn de inwoners verplicht op het trottoir langsheen de woning of het pand zand, as, zaagsel of een andere slipwerende stof te strooien, zodat het veilig verkeer van de voetgangers verzekerd is.

§3. Bij sneeuw zullen zij zo spoedig mogelijk het trottoir van sneeuw of ijs ontdoen. Bij overmacht wanneer uit oorzaak van hevige vorst de aangevroren sneeuw niet met gewone middelen te verwijderen is, zal voor de gladde trottoirs op dezelfde wijze gehandeld worden als bij ijzel.

§4. De inwoners zorgen ervoor dat de weggeruimde sneeuw of het ijs, naar de uiterste rand van het voetpad of de stoep wordt gebracht, zodat er voor de voetgangers voldoende ruimte overblijft en er tevens voldoende openingen aanwezig zijn voor het afvloeien van het dooiwater. Er moet op gelet worden dat de brandkranen en rioolputten vrij blijven. Bij een te smal voetpad of stoep zal de sneeuw of ijs op de weg opgehoopt worden, zo dicht mogelijk bij de boordsteen van het voetpad of de stoep, maar op die wijze dat de greppels en rioolmonden vrij blijven.

§5. Voor de openbare gebouwen berust de uitvoering van de verplichtingen vermeld onder §1 tot §4 van dit artikel bij de huisbewaarders of portiers en voor de huizen door verschillende gezinnen bewoond, dienen deze verplichtingen uitgevoerd door de bewoners van het gelijkvloers langs de straatzijde. Bij ontstentenis van bewoning op het gelijkvloers, dient de verplichting uitgevoerd te worden door de bewoners van de hoger gelegen verdieping. 

Artikel 36: Snoeien van bomen en planten op eigendommen langs de openbare weg

De gebruiker of de eigenaar van een onroerend goed is verplicht iedere boom of plant te snoeien zodat geen enkele tak ervan:

1° Op minder dan 4.50m van de grond boven de rijbaan hangt.

2° Op minder dan 2.50m van de grond boven de gelijkgrondse berm of boven het voetpad hangt.

3° De stabiliteit van de installaties voor openbare verlichting in het gedrang brengt of het uitgestraalde licht ervan in belangrijke mate verhindert.

4° Het normale uitzicht op de openbare weg belemmert in de nabijheid van bochten en kruispunten.

5° De zichtbaarheid van verkeersborden in het gedrang brengt.

4. Bevuiling en bevuiling door en geurhinder van dieren

Artikel 37

§1. De eigenaars, bezitters of bewakers van dieren zijn ertoe gehouden te voorkomen dat openbare plaatsen (met uitzondering van speciaal daartoe ingerichte plaatsen), huisdrempels of gevels bevuild worden door hun dieren.

§2. De begeleider of eigenaar van het dier is verplicht de uitwerpselen of enige andere bevuiling door het dier, ook in de hondentoiletten, onmiddellijk te verwijderen en het bevuilde te reinigen. De uitwerpselen van honden mogen alleen worden gedeponeerd in de gemeentelijke afvalkorven of meegegeven worden met het restafval.

§3. Visueel gehandicapten en andere mindervaliden die gebruik van een hond als begeleider vallen niet onder de toepassing van de vorige bepalingen.

Artikel 38: Reinigen van de openbare weg

§1. De hoofdbewoner, hoofdgebruiker of de bewoner van de benedenverdieping van ieder gebouw of ander onroerend goed moet instaan voor de reinheid van de aangelegde berm en het trottoir voor het eigendom dat hij bezit, gebruikt of bewoont. Bij ontstentenis van bewoning op het gelijkvloers, dient de verplichting uitgevoerd te worden door de bewoners van de hoger gelegen verdieping.  Deze dienen in zodanige staat te worden onderhouden dat het gebruik ervan door de voetgangers op geen enkele wijze gehinderd wordt, zelfs niet door onkruid of gewassen die op zijn grond staan. Voor leegstaande gebouwen en bij onbebouwde percelen rust deze verplichting op de eigenaar.

§2. Het is verboden de aangelegde bermen en voetpaden te reinigen tussen 22.00u en 07.00u.

§3. Iedereen die, op om het even welke wijze, de openbare weg heeft bevuild of laat bevuilen, zelfs onrechtstreeks, moet er voor zorgen dat deze onverwijld opnieuw proper gemaakt wordt. Onverminderd de bij dit reglement voorziene straffen kan het gemeentebestuur op kosten van de overtreder de voorwerpen doen weghalen die zouden neergelegd, geworpen of achtergelaten zijn op de openbare weg.

Artikel 39: Afval en voorwerpen op het openbaar domein

§1. Het is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester vuilnis en alle soorten afval te bewaren, te storten en/of achter te laten op het openbaar domein, behalve op de daartoe door de bevoegde overheid aangeduide plaatsen en wijze. Huisvuil mag pas de dag voor de afhaling vanaf 20.00u en tot de afhandeling zelf worden buiten gezet.

§2. Het is verboden te urineren en uitwerpselen achter te laten op het openbaar domein of op publiek toegankelijke plaatsen, behalve in de daartoe ingerichte voorzieningen.

§3. Alle overblijfselen en ingrediënten van het wassen of reinigen van voertuigen, zoals modder, vet, olie, aarde, zeep of andere schoonmaakproducten en detergenten moeten zorgvuldig van de openbare weg verwijderd worden.

5. Overlast ten aanzien van de politie

Artikel 40

Het is verboden, behoudens in geval van gerechtvaardigde reden, de bevelen of richtlijnen van een politieambtenaar, gegeven in het kader van het handhaven of herstel van de openbare rust, veiligheid, gezondheid, zindelijkheid of gegeven in het kader van de bestrijding of voorkoming van overlast, niet na te leven.

6. Diverse bepalingen

Artikel  41: Woonwagens

Zij die in woonwagens verblijven mogen slechts de tijd, nodig voor de doortocht op het grondgebied van de gemeente verblijven met een maximum van 12 uur, tenzij de burgemeester hiervoor een afwijking toelaat.

Artikel 42: Verhuizingen

Geen verhuizing mag plaats hebben tussen 22.00u en 07.00u tenzij bij dringende noodzakelijkheid en wanneer de lokale politie hiervan vooraf in kennis werd gesteld

Artikel 43: Schadelijke middelen

§1. Het is verboden schadelijke middelen (zoals lachgas) te verhandelen of te bezitten indien de handel of het bezit gericht is op het oneigenlijk gebruik van de middelen met als doel het opwekken van een roeseffect, dit met een ongewenst effect op de openbare orde als gevolg.

§2. De politiediensten nemen capsules, cilinders, patronen en flessen alsook alle materialen die worden gebruikt bij het inhaleren van deze gassen/middelen in beslag met het oog op vernietiging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992.

§3. Onverminderd de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties, worden de schadelijke middelen waarvan sprake in voorgaande bepalingen door de politie in beslag genomen.

§4. De politiediensten zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening en de inbeslagname. De gemeente staat in voor de stockage van de bestuurlijk in beslag genomen goederen en de vernietiging ervan bij besluit van de burgemeester. De kosten voor de stockage en de vernietiging vallen ten laste van de overtreder.

Artikel 44: Zwemmen

Het is verboden om te zwemmen in voor het publiek toegankelijke waterlopen, vijvers en plassen.

Artikel 45: Afsluitingen en onderhoud van private percelen

Onverminderd de bepalingen van huidig reglement is het verboden langsheen de openbare weg omheiningen aan te brengen of in stand te houden in prikkeldraad, tenzij deze afsluitingen door een boordgracht of een zijberm van minstens 1,50 m gescheiden zijn van elke rijbaan, fietspad, voetpad of begaanbare berm.

HOOFDSTUK 3: GEMENGDE INBREUKEN

1. Lichtgemengde inbreuken

Artikel 46 (artikel 461 en 463 van het strafwetboek)

Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal.

Artikel 47  (artikel 526 van het strafwetboek)

Het is verboden grafstenen, gedenktekens, monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht, te vernielen, neer  te halen, te verminken of te beschadigen.

Artikel 48 (artikel 534bis van het strafwetboek)

Het is verboden om, zonder toestemming graffiti aan te brengen op roerende of onroerende goederen.

Artikel 49  (artikel 534ter van het strafwetboek)

Het is verboden om opzettelijk andermans onroerende eigendommen te beschadigen.

Artikel 50  (artikel 537 van het strafwetboek)

Het is verboden om kwaadwillig een of meer bomen om te hakken of zodanig te snijden, te verminken of te ontschorsen dat ze vergaan. Het is eveneens verboden enten te vernielen.

Artikel 51 (artikel 545 van het strafwetboek)

Het is verboden om grachten geheel of ten dele te dempen, levende of dode hagen uit te rukken of af te hakken, landelijke of stedelijke afsluitingen te vernielen en grenspalen, hoekbomen of andere bomen geplant of erkend om grenzen tussen verschillende erven te bepalen, te verplaatsen of te verwijderen.

Artikel 52 (artikel 559, 1° van het strafwetboek)

Het is verboden om opzettelijk andermans roerende goederen te beschadigen of te vernielen.

Artikel 53 (artikel 561, 1° van het strafwetboek)

Het is verboden zich schuldig te maken aan  nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan gestoord worden.

Artikel 54 (artikel 563, 2° van het strafwetboek)

Het plegen opzettelijk beschadigen van stedelijke of landelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, is strafbaar als lichte inbreuk.

Artikel 55 (artikel 563, 3° van het strafwetboek)

Het plegen van feitelijkheden of lichte gewelddaden tegenover een andere persoon is strafbaar als lichte inbreuk wanneer er niemand gewond of geslagen werd en wanneer de feitelijkheden niet tot de klasse van beledigingen behoren. Ook het opzettelijk werpen van voorwerpen die anderen kunnen hinderen of bevuilen is strafbaar.

Artikel 56 (artikel 563bis van het strafwetboek)

Elkeen die zich in de voor publiek toegankelijke plaatsen begeeft met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat hij/zij niet herkenbaar zijn, is strafbaar.

2.      Zware inbreuken

Artikel 57 (artikel 398 van het strafwetboek)

Het opzettelijk toebrengen van verwondingen of slagen is strafbaar .

Artikel 58 (artikel 448 van het strafwetboek)

Het is strafbaar om iemand te beledigen, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden in de omstandigheden bepaald in artikel 444 van het strafwetboek.

Artikel 59 (artikel 521, 3° van het strafwetboek)

Gehele of gedeeltelijke vernieling of onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen zijn strafbaar als zware inbreuk.

HOOFDSTUK  4: VERKEER

1. Overtredingen van de eerste categorie

Artikel 60 (art. 22bis, 4° van de wegcode)

Binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve:

  • Op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter ‘P’ aangebracht is;
  • Op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat.

Artikel 61 (art. 22ter.1, 3° van de wegcode)

Op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering.

Artikel 62  (art.22 sexies 2 van de wegcode)

In voetgangerszones is het parkeren verboden.

Artikel 62 bis (art. 23.1, 1° van de wegcode)

Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting. Indien het een rijbaan is met éénrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden.

Artikel 63 (art. 23.1, 2° van de wegcode)

Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld:

  • buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender welke berm;
  • indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden;
  • indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op de rijbaan opgesteld worden;
  • indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden.

Artikel 64 (art. 23.2, lid 1, 1) tot 3) en art. 23.2 lid 2 van de wegcode)

Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden:

1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;
2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;
3° in één enkele file.

Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.

Artikel 65 (art. 23.3 van de wegcode)

Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°.f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politíe van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Artikel 66 (art. 23.4 van de wegcode)

Motofietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.

Artikel 67 (art. 24, lid 1, 2°, 4° en 7° tot 10° van de wegcode)

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:

  • op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
  • op de rijbaan op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter voor de oversteekplaatsen voor voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;
  • in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naastbij gelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;
  • op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering;
  • op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt;
  • op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, ladíng inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.

Artikel 68 (art. 25.1 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13° van de wegcode)

Het is verboden een voertuig te parkeren:

  • op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;
  • op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;
  • voor de inrij van eigendommen, behalve:
    • de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;
    • de voertuigen van zorgverstrekkers die geparkeerd staan voor de inrij van een eigendom voorzien van een door het gemeentebestuur uitgereikte zorgsticker, waarbij de zorgverstrekker op die plaats zijn taak dient uit te voeren;
  • op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;
  • buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;
  • op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;
  • op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
  • op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;
  • op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;
  • buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middenberm die deze rijbanen scheidt.

Artikel 69 (art. 27.1.3 van de wegcode)

Het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft.

Artikel 70 (art. 27.5.1, 27.5.2 en 27.5.3 van de wegcode)

Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te parkeren.

Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto's, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.

Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te parkeren.

Artikel 71 (art. 27bis van de wegcode)

Het niet hebben aangebracht van de speciale kaart bedoeld in artikel 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of het door artikel 27.4.1 van hetzelfde besluit hiermee gelijkgesteld document op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op een voorbehouden parkeerplaats voor personen met een handicap geparkeerde voertuig.

Artikel 72 (art. 70.2.1 van de wegcode)

Verkeersborden E1, E3, E5, E7 en van type E9 betreffende het stilstaan en het parkeren niet in acht nemen.

Artikel 73 (art. 70.3 van de wegcode)

Het verkeersbord E11 niet in acht nemen.

Artikel 74 (art. 77.4 van de wegcode)

Het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken.

Artikel 75 (art. 77.5 van de wegcode)

Het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.

Artikel 76 (art. 77.8 van de wegcode)

Het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht.

Artikel 77 (art. 68.3 van de wegcode)

Het niet in acht nemen van het verkeersbord C3 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.

Artikel 78 (art. 71 van de wegcode)

Het niet in acht nemen van het verkeersbord F103 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatísch werkende toestellen.

2. Overtredingen van de tweede categorie

Artikel 79 (art. 24, lid 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° van de wegcode)

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:

  • op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;
  • op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
  • op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen;
  • op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;
  • op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is.

Artikel 80 (art. 25.1, 4°, 6°, 7° van de wegcode)

Het is verboden een voertuig te parkeren:

  • op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;
  • op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;
  • wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden.

Artikel 81 (art. 25.1, 14° van de wegcode)

Het is verboden een voertuig te parkeren op de parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°, c van het koninklijk besluit van I december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg behalve voor de voertuigen gebruikt door personen met een handicap die in het bezit zijn van een speciale kaart zoals bedoeld in artikel 27.4.1 of 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

DEEL 3 - REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

HOOFDSTUK 1: SANCTIES

1. Soorten sancties

Artikel 82

Een inbreuk op dit reglement kan gesanctioneerd worden met één van volgende sancties:

  1. Een administratieve geldboete die maximaal 350 euro bedraagt voor een meerderjarige. De minderjarige die de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten, kan het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete, zelfs wanneer deze persoon op het ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden. Een administratieve geldboete voor een minderjarige bedraagt maximaal 175 euro.
  2. De administratieve schorsing van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning.
  3. De administratieve intrekking van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning.
  4. De tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.

2. De administratieve geldboete

Artikel 83

De administratieve geldboete bedoeld in artikel 82 van dit reglement wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar.

Artikel 84

De inning van de administratieve geldboetes verloopt zoals bepaald in artikel 33 van de wet van 24 juni 2013.

Artikel 85

De onmiddellijke betaling van de administratieve geldboetes verloopt zoals bepaald in hoofdstuk 5 van de wet van 24 juni 2013.

Artikel 86

§1. De administratieve geldboetes verjaren na vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop ze betaald moeten worden.

§2. Deze termijn kan gestuit worden zoals bepaald in artikel 43 van de wet van 24 juni 2013.

3. De administratieve schorsing of intrekking van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning en de tijdelijke of definitieve sluiting van een inrichting

Artikel 87

De schorsing, de intrekking en de sluiting, bedoeld in artikel 82 van dit reglement worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 88

De aangewezen ambtenaar verstuurt een voorafgaande verwittiging. Hierin staat dat er een inbreuk werd vastgesteld en dat een sanctie zal opgelegd worden indien de inbreuk wordt gehandhaafd of bij een volgende inbreuk. De waarschuwing moet een uittreksel bevatten van het overtreden reglement en dient per aangetekend schrijven te gebeuren.

Artikel 89

Vervolgens wordt aan de overtreder per aangetekend schrijven meegedeeld dat er aanwijzingen zijn dat er nog steeds een inbreuk is en dat het college van burgemeester en schepenen overweegt een sanctie (schorsing of intrekking van de vergunning, sluiting van de inrichting) op te leggen. Bij deze mededeling deelt men ook mee waar en wanneer het dossier kan worden ingekeken, waar en wanneer betrokkene zal worden gehoord en dat hij zich mag laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.

1. Proportionele sancties en geval van herhaling

Artikel 90

De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten en in functie van eventuele herhaling, zonder evenwel het wettelijk voorziene maximum te overschrijden.

Artikel 91

Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de 24 maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.

2. Samenloop van overtredingen

Artikel 92

De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op dezelfde reglementen of verordeningen geeft aanleiding tot één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.

Artikel 93

Bij samenloop van een overtreding waarvoor een administratieve geldboete voorzien is én een overtreding waarvoor een administratieve schorsing of intrekking van een door de gemeente afgeleverde toestemming of vergunning of een administratieve sluiting van een instelling, wordt alleen de schorsing, intrekking of sluiting uitgesproken.

HOOFDSTUK 2: PLAATSVERBOD

Artikel 94

§1. De burgemeester kan een tijdelijk plaatsverbod opleggen conform artikel 134sexies Nieuwe Gemeentewet, zoals voorzien door artikel 47 van de wet van 24 juni 2013.

§2. Inbreuken op het plaatsverbod zoals bepaald in vorige paragraaf kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete.

HOOFDSTUK 3: SANCTIONERENDE AMBTENAAR

Artikel 95

§1. De sanctionerend ambtenaar, belast met het opleggen van de administratieve sancties krachtens artikel 119bis, §6 van de Nieuwe Gemeentewet, dient door de gemeenteraad aangewezen te worden.

§2. Deze persoon kan niet tegelijk de persoon zijn die de inbreuken vaststelt en de persoon die de bemiddelingsprocedure leidt. Hij beantwoordt aan de vastgelegde kwalificatie- en onafhankelijkheidsvoorwaarden.

HOOFDSTUK 4: DE PROCEDURE

1. Opstart procedure

Artikel 96

§1. De sanctionerend ambtenaar start de administratieve procedure  op overeenkomstig artikel 25, §2 van de wet van 24 juni 2013 door middel van een per post aangetekend schrijven aan de overtreder.

§2. De overtreder wordt in kennis gesteld van de feiten die hem ten laste worden gelegd en hun kwalificatie.

§3. De overtreder ontvangt een kopie van het proces-verbaal of bestuurlijk verslag.

§4. In de kennisgeving wordt de overtreder eveneens gewezen op de mogelijkheid tot inzage van zijn dossier.

§5. De overtreder wordt eveneens gewezen op de mogelijkheid tot bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman.

§6. De overtreder dient zijn verweerschrift, met een eventueel verzoek tot mondelinge verdediging van zijn zaak, in bij een per post aangetekende zending, te versturen binnen vijftien dagen na de datum van kennisgeving  van de brief van de sanctionerend ambtenaar.

§7. Indien het een overtreding betreft die gesanctioneerd wordt met een geldboete die hoger is dan 70 euro dan kan de overtreder een verzoek indienen tot mondelinge verdediging. De sanctionerend ambtenaar kan een mondelinge verdediging voorstellen voor een overtreding die gesanctioneerd wordt met een geldboete onder de grens van 70 euro.

§8. De sanctionerend ambtenaar bepaalt in dit geval de dag waarop dit mondeling onderhoud plaatsvindt.

§9. De vader, moeder en voogden of personen die de minderjarige overtreder onder hun hoede hebben, worden eveneens per aangetekende brief op de hoogte gebracht dat een administratieve procedure geopend wordt. Deze partijen hebben dezelfde rechten als de minderjarige.

2. De beslissing

Artikel 97

De sanctionerend ambtenaar stelt de betrokkene met een aangetekend schrijven in kennis van de genomen beslissing.

Artikel 98

De beslissing van de sanctionerend ambtenaar wordt eveneens per aangetekende brief ter kennis gebracht van de minderjarige en zijn vader en moeder, zijn voogden of personen die er de hoede over hebben.

Artikel 99

De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van één maand vanaf de dag van de kennisgeving zoals bepaald in artikel 30 van de wet van 24 juni 2013, behoudens wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig artikel 31 van diezelfde wet.

3. Procedure in geval van stilstaan en parkeren

Artikel 100

§1. De sanctionerend ambtenaar deelt binnen de vijftien dagen na ontvangst van de vaststelling van de inbreuk, bij gewone zending, aan de overtreder de gegevens mee met betrekking tot de vastgestelde feiten en de begane inbreuk, alsmede het bedrag van de administratieve geldboete.

§2. De administratieve boete wordt betaald door de overtreder binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan, tenzij de overtreder binnen deze termijn zijn verweermiddelen bij gewone zending laat geworden aan de sanctionerend ambtenaar. De overtreder kan binnen deze termijn op zijn verzoek worden gehoord wanneer het bedrag van de administratieve geldboete hoger ligt dan 70 euro.

§3. Verklaart de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen niet gegrond, dan brengt hij de overtreder hiervan op een met redenen omklede wijze op de hoogte met verwijzing naar de te betalen administratieve geldboete die binnen een nieuwe termijn van dertig dagen na deze kennisgeving moet worden betaald.

§4.Wordt de administratieve geldboete niet betaald binnen de eerste termijn van dertig dagen, dan wordt, behoudens in geval van verweermiddelen, een herinnering verstuurd met uitnodiging tot betaling binnen een nieuwe termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van die herinnering.

HOOFDSTUK 5: DE BEMIDDELINGSPROCEDURE

Artikel 101

§1. In het kader van de door de wet van 24 juni 2013 toegekende bevoegdheden wordt voorzien in een bemiddelingsprocedure, voorafgaand aan de beslissing inzake het opleggen van een administratieve sanctie.

§2. Het reglement inzake lokale bemiddeling wordt opgesteld in samenwerking met Dendermonde.

Dit reglement bevat de procedures en nadere regels voor de uitvoering van de lokale bemiddeling voor minderjaren (en meerderjarige) overtreders, krachtens artikel 18, §1 (en 12, §1, 1°) van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en krachtens het koninklijk besluit houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS).

§3. Eveneens wordt voorzien in een samenwerkingsakkoord met Dendermonde.

HOOFDSTUK 6: PROTOCOLAKKOORD

Artikel 102

§1. Het college van burgemeester en schepenen en het parket van het arrondissement Dendermonde sluit een protocolakkoord af.

§2. Het protocolakkoord wordt bekrachtigd door de gemeenteraad en bij dit reglement toegevoegd.

§3. Het protocolakkoord wordt door het college van burgemeester en schepenen bekendgemaakt op de website van de gemeente.

HOOFDSTUK 7: BIJZONDERE BEPALINGEN M.B.T. MINDERJARIGEN

Artikel 103

De minderjarige die de volle leeftijd van 16 jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten, kan het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete, zelfs wanneer deze persoon op het ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden.

Artikel 104

De vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.

Artikel 105

§1. Wanneer een minderjarige verdacht wordt van een inbreuk die bestraft wordt met de administratieve geldboete en de administratieve procedure in gang gezet werd, kan de minderjarige bijgestaan worden door een advocaat, aangeduid door de stafhouder van de orde van advocaten, na een schrijven van de sanctionerend ambtenaar.

§2. De advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.

HOOFDSTUK 8: REGISTER

Artikel 106

§1. De gemeente houdt één enkel bestand bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen die op basis van het Algemeen Politiereglement Politiezone Hamme-Waasmunster en de verordeningen het voorwerp hebben uitgemaakt van een administratieve sanctie of de lokale bemiddeling zoals gedefinieerd in dit reglement. De gemeente is verantwoordelijk voor de verwerking van dit bestand.

Dit bestand is bedoeld om het beheer van de administratieve sancties en de lokale bemiddeling zoals gedefinieerd in dit reglement te verzekeren.

§2. Dit bestand bevat de volgende persoonsgegevens en informatiegegevens:

1° de naam, voornamen, geboortedatum en verblijfplaats van de personen die het voorwerp uitmaken van gemeentelijke administratieve sancties of van de lokale bemiddeling zoals gedefinieerd in dit reglement. In het geval van een minderjarige, de namen, voornamen, geboortedatum en de verblijfplaats van de ouders, voogden of personen die hem onder hun hoede hebben;

2° de aard van de gepleegde feiten;

3° de aard van de sanctie en de dag waarop deze werd opgelegd;

4° in voorkomend geval, de informatie overgezonden door de procureur des Konings in het kader van de in artikel 3 bedoelde inbreuken;

5° de sancties waartegen geen beroep meer ingesteld kan worden.

De in het eerste lid bedoelde gegevens worden gedurende vijf jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum waarop de sanctie werd opgelegd of de alternatieve maatregel werd voorgesteld. Eens deze termijn verstreken is, worden zij hetzij vernietigd, hetzij geanonimiseerd.

§ 3. De sanctionerend ambtenaar heeft toegang tot de in §2 bedoelde persoonsgegevens en informatiegegevens.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, de andere bijzondere voorwaarden met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens die vermeld worden in het register van de gemeentelijke administratieve sancties.


Bijlagen