De voorzitter opent de zitting op 23/09/2021 om 19:35.
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vraagt met een verzoekschrift aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de voetweg 49 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door het gemeentebestuur ontvangen op 14 juni 2021.
Juridisch kader
Bevoegdheid orgaan:
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen
Juridische grond
Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019
Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841
Huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van Waasmunster
Feiten, context en argumentatie
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vroeg met een verzoekschrift van 6 januari 2021 aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de buurtweg49 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door de mr. Dirk Abbeloos bij e-mail van 15 februari 2021 “voorlopig geannuleerd”. De verzoekschriften werden evenwel opnieuw ingediend bij brief van 11 juni 2021, door de gemeente ontvangen op 14 juni 2021.
In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 heeft eenieder het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Dit verzoekschrift moet worden gemotiveerd op grond van doelstellingen, vermeld in artikel 3 van het decreet, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
In overeenstemming met artikel 35, tweede lid moet de gemeenteraad beslissen op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing op opheffing van de gemeenteweg.
De gemeente heeft het verzoekschrift onderworpen aan een onderzoek naar het juridisch en feitelijk statuut van de bedoelde voetweg, met inbegrip van de vraag of deze weg nog niet is opgeheven via een administratieve of gerechtelijke beslissing uit het verleden, en of de weg op 1 september 2019 nog niet was verdwenen wegens verjaring door dertigjarig ongebruik (in toepassing van de ‘oude’ Buurtwegenwet).
Op grond van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen wordt alle buurtwegen die bestaan op 1 september 2019 geacht een gemeenteweg te zijn.
Uit artikel 12 van de Buurtwegenwet, zoals van toepassing tot 1 september 2019, blijkt dat buurtwegen tot vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op de Gemeentewegen (op 1 september 2019), konden verjaren indien zij gedurende een periode van dertig jaar niet langer dienden tot het openbaar gebruik. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie (Zie bijvoorbeeld Cass. 17 oktober 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 10, 2276; Cass. 7 mei 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 5, 118; Cass 13 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 25) Bij gebrek aan andersluidende bepaling, geschiedt de verjaring wegens publiek onbruik zoals bedoeld in artikel 12 van de Buurtwegenwet, net zoals elke andere verjaring, van rechtswege, en heeft zij dus automatisch uitwerking door het loutere verstrijken van de verjaringstermijn (artikel 2261 BW). Een verjaarde buurtweg behoeft met andere woorden geen formele afschaffingsbeslissing meer, overeenkomstig artikel 28 Buurtwegenwet (of de nieuwe regeling in het decreet Gemeentewegen). Een buurtweg, die door onbruik gedurende dertig jaar van rechtswege is verjaard, is door het verlies van zijn openbare bestemming niet langer te beschouwen als een buurtweg in de zin van de Buurtwegenwet, zodat dit geen “bestaande buurtweg” is in de zin van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen.
Die mogelijkheid tot verjaring is door het decreet op de gemeentewegen afgeschaft, maar die afschaffing heeft geen gevolgen voor verjaringen die reeds bereikt waren bij de inwerkingtreding van dit decreet op 1 september 2019.
In de mate dat blijkt dat een door de atlas der buurtwegen aangeduide buurtweg op 1 september 2019 reeds meer dan dertig jaar in onbruik was, dient dus vastgesteld dat de buurtweg van rechtswege moet geacht worden niet meer te bestaan. In dat geval is het verzoek ongegrond.
De gemeenteraad is aangaande voetweg 49 tot de volgende bemerkingen gekomen:
De gemeenteraad is tot dit besluit gekomen op basis van de volgende elementen:
Een opwaardering tot een verharde of verlichte wandelweg is niet aangewezen, nu de weg als functionele verbinding weinig potenties heeft. Voor recreatief verkeer heeft de verbinding wel dergelijke potenties, als een doorgang door bos en weilanden. Dergelijke publieke doorgangen onderhouden zichzelf bij afdoende gebruik. De gemeenteraad beveelt een eenmalig onderhoud aan door het verwijderen van overhangende takken en dichte begroeiingen.
Artikel 1. De gemeenteraad neemt kennis van het verzoekschrift van 14 juni 2021 tot vrijwaring en herwaardering van voetweg nr. 49.
Artikel 2. De gemeenteraad beveelt het college een eenmalig onderhoud aan door het verwijderen van overhangende takken en dichte begroeiingen.
Artikel 3. Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan mevrouw Marina Maes.
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vraagt met een verzoekschrift aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de voetweg 51 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door het gemeentebestuur ontvangen op 14 juni 2021.
Juridisch kader
Bevoegdheid orgaan:
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen
Juridische grond
Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019
Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841
Huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van Waasmunster
Feiten, context en argumentatie
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vroeg met een verzoekschrift van 6 januari 2021 aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de buurtweg 51 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door de mr. Dirk Abbeloos bij e-mail van 15 februari 2021 “voorlopig geannuleerd”. De verzoekschriften werden evenwel opnieuw ingediend bij brief van 11 juni 2021, door de gemeente ontvangen op 14 juni 2021.
In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 heeft eenieder het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Dit verzoekschrift moet worden gemotiveerd op grond van doelstellingen, vermeld in artikel 3 van het decreet, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
In overeenstemming met artikel 35, tweede lid moet de gemeenteraad beslissen op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing op opheffing van de gemeenteweg.
De gemeente heeft het verzoekschrift onderworpen aan een onderzoek naar het juridisch en feitelijk statuut van de bedoelde voetweg, met inbegrip van de vraag of deze weg nog niet is opgeheven via een administratieve of gerechtelijke beslissing uit het verleden, en of de weg op 1 september 2019 nog niet was verdwenen wegens verjaring door dertigjarig ongebruik (in toepassing van de ‘oude’ Buurtwegenwet).
Op grond van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen wordt alle buurtwegen die bestaan op 1 september 2019 geacht een gemeenteweg te zijn.
Uit artikel 12 van de Buurtwegenwet, zoals van toepassing tot 1 september 2019, blijkt dat buurtwegen tot vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op de Gemeentewegen (op 1 september 2019), konden verjaren indien zij gedurende een periode van dertig jaar niet langer dienden tot het openbaar gebruik. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie (Zie bijvoorbeeld Cass. 17 oktober 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 10, 2276; Cass. 7 mei 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 5, 118; Cass 13 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 25) Bij gebrek aan andersluidende bepaling, geschiedt de verjaring wegens publiek onbruik zoals bedoeld in artikel 12 van de Buurtwegenwet, net zoals elke andere verjaring, van rechtswege, en heeft zij dus automatisch uitwerking door het loutere verstrijken van de verjaringstermijn (artikel 2261 BW). Een verjaarde buurtweg behoeft met andere woorden geen formele afschaffingsbeslissing meer, overeenkomstig artikel 28 Buurtwegenwet (of de nieuwe regeling in het decreet Gemeentewegen). Een buurtweg, die door onbruik gedurende dertig jaar van rechtswege is verjaard, is door het verlies van zijn openbare bestemming niet langer te beschouwen als een buurtweg in de zin van de Buurtwegenwet, zodat dit geen “bestaande buurtweg” is in de zin van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen.
Die mogelijkheid tot verjaring is door het decreet op de gemeentewegen afgeschaft, maar die afschaffing heeft geen gevolgen voor verjaringen die reeds bereikt waren bij de inwerkingtreding van dit decreet op 1 september 2019.
In de mate dat blijkt dat een door de atlas der buurtwegen aangeduide buurtweg op 1 september 2019 reeds meer dan dertig jaar in onbruik was, dient dus vastgesteld dat de buurtweg van rechtswege moet geacht worden niet meer te bestaan. In dat geval is het verzoek ongegrond.
De gemeenteraad is aangaande voetweg 51 tot de volgende bemerkingen gekomen:
De gemeenteraad is tot dit besluit gekomen op basis van de volgende elementen:
-Veldonderzoek van de technische dienst leert dat het westelijke deel deels toegankelijk is (ongeveer tot aan de grens met de percelen 1074-1073), maar daarna niet meer toegankelijk is en een bewerkte akker kruist. Luchtfoto’s leren dat het tracé van de voetweg niet zichtbaar was op een luchtfoto van 10 mei 1971, evenmin op een luchtfoto van 22 mei 1988, en evenmin op enige andere latere foto die beschikbaar is op www.geopunt.be. Voor dit deel blijkt dat de weg in onbruik is sinds minstens 10 mei 1971, en dus voor een periode van meer dan 30 jaar op 1 september 2019.
- Wat betreft het oostelijk deel is de weg dermate drassig dat de weg redelijkerwijze niet bruikbaar is. Het aanleggen van een verharding zou evenwel afbreuk doen aan de natuurwaarden en is niet aangewezen. Het is aangewezen om de huidige toestand te behouden, zodat het publiek, indien het dat wenst en de bodemtoestand het toelaat, toegang te laten hebben.
Een opwaardering tot een verharde of verlichte wandelweg is voor het noordelijke deel niet aangewezen, nu de weg als functionele verbinding weinig potenties heeft. Voor recreatief verkeer heeft de verbinding wel dergelijke potenties, als een doorgang door bos en weilanden. Dergelijke publieke doorgangen onderhouden zichzelf bij afdoende gebruik. Voor het noordelijke deel verzoekt het college om de doorgang te vrijwaren.
Artikel 1. De gemeenteraad neemt kennis van het verzoekschrift van 14 juni 2021 tot vrijwaring en herwaardering van voetweg nr. 51.
Artikel . De gemeenteraad verzoekt het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg (voetweg 51, noordelijk deel) te vrijwaren over het gedeelte dat momenteel niet toegankelijk is.
Artikel 3. Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan mevrouw Marina Maes.
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vraagt met een verzoekschrift aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de voetweg 52 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door het gemeentebestuur ontvangen op 14 juni 2021.
Juridisch kader
Bevoegdheid orgaan:
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen
Juridische grond
Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019
Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841
Huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van Waasmunster
Feiten, context en argumentatie
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vroeg met een verzoekschrift van 6 januari 2021 aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de buurtweg 52 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door de mr. Dirk Abbeloos bij e-mail van 15 februari 2021 “voorlopig geannuleerd”. De verzoekschriften werden evenwel opnieuw ingediend bij brief van 11 juni 2021, door de gemeente ontvangen op 14 juni 2021.
In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 heeft eenieder het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Dit verzoekschrift moet worden gemotiveerd op grond van doelstellingen, vermeld in artikel 3 van het decreet, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
In overeenstemming met artikel 35, tweede lid moet de gemeenteraad beslissen op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing op opheffing van de gemeenteweg.
De gemeente heeft het verzoekschrift onderworpen aan een onderzoek naar het juridisch en feitelijk statuut van de bedoelde voetweg, met inbegrip van de vraag of deze weg nog niet is opgeheven via een administratieve of gerechtelijke beslissing uit het verleden, en of de weg op 1 september 2019 nog niet was verdwenen wegens verjaring door dertigjarig ongebruik (in toepassing van de ‘oude’ Buurtwegenwet).
Op grond van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen wordt alle buurtwegen die bestaan op 1 september 2019 geacht een gemeenteweg te zijn.
Uit artikel 12 van de Buurtwegenwet, zoals van toepassing tot 1 september 2019, blijkt dat buurtwegen tot vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op de Gemeentewegen (op 1 september 2019), konden verjaren indien zij gedurende een periode van dertig jaar niet langer dienden tot het openbaar gebruik. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie (Zie bijvoorbeeld Cass. 17 oktober 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 10, 2276; Cass. 7 mei 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 5, 118; Cass 13 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 25) Bij gebrek aan andersluidende bepaling, geschiedt de verjaring wegens publiek onbruik zoals bedoeld in artikel 12 van de Buurtwegenwet, net zoals elke andere verjaring, van rechtswege, en heeft zij dus automatisch uitwerking door het loutere verstrijken van de verjaringstermijn (artikel 2261 BW). Een verjaarde buurtweg behoeft met andere woorden geen formele afschaffingsbeslissing meer, overeenkomstig artikel 28 Buurtwegenwet (of de nieuwe regeling in het decreet Gemeentewegen). Een buurtweg, die door onbruik gedurende dertig jaar van rechtswege is verjaard, is door het verlies van zijn openbare bestemming niet langer te beschouwen als een buurtweg in de zin van de Buurtwegenwet, zodat dit geen “bestaande buurtweg” is in de zin van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen.
Die mogelijkheid tot verjaring is door het decreet op de gemeentewegen afgeschaft, maar die afschaffing heeft geen gevolgen voor verjaringen die reeds bereikt waren bij de inwerkingtreding van dit decreet op 1 september 2019.
In de mate dat blijkt dat een door de atlas der buurtwegen aangeduide buurtweg op 1 september 2019 reeds meer dan dertig jaar in onbruik was, dient dus vastgesteld dat de buurtweg van rechtswege moet geacht worden niet meer te bestaan. In dat geval is het verzoek ongegrond.
De gemeenteraad is aangaande voetweg 52 tot de volgende bemerkingen gekomen:
De gemeenteraad is tot dit besluit gekomen op basis van de volgende elementen:
Een opwaardering tot een verharde of verlichte wandelweg is niet aangewezen, nu de weg als functionele verbinding weinig potenties heeft. Voor recreatief verkeer heeft de verbinding wel dergelijke potenties, als een doorgang door bos en weilanden. Dergelijke publieke doorgangen onderhouden zichzelf bij afdoende gebruik. Evenwel is de weg dermate drassig dat de weg redelijkerwijze niet bruikbaar is. Het aanleggen van een verharding zou evenwel afbreuk doen aan de natuurwaarden en is niet aangewezen. Het is aangewezen om de huidige toestand te behouden, zodat het publiek, indien het dat wenst en de bodemtoestand het toelaat, toegang te laten hebben.
Artikel 1. De gemeenteraad neemt kennis van het verzoekschrift van 14 juni 2021 tot vrijwaring en herwaardering van voetweg nr. 52.
Artikel . De gemeenteraad meent terzake geen actie te moeten ondernemen.
Artikel 3. Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan mevrouw Marina Maes.
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vraagt met een verzoekschrift aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de voetweg 78 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door het gemeentebestuur ontvangen op 14 juni 2021.
Juridisch kader
Bevoegdheid orgaan:
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen
Juridische grond
Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019
Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841
Huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van Waasmunster
Feiten, context en argumentatie
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vroeg met een verzoekschrift van 6 januari 2021 aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de buurtweg 78 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door de mr. Dirk Abbeloos bij e-mail van 15 februari 2021 “voorlopig geannuleerd”. De verzoekschriften werden evenwel opnieuw ingediend bij brief van 11 juni 2021, door de gemeente ontvangen op 14 juni 2021.
In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 heeft eenieder het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Dit verzoekschrift moet worden gemotiveerd op grond van doelstellingen, vermeld in artikel 3 van het decreet, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
In overeenstemming met artikel 35, tweede lid moet de gemeenteraad beslissen op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing op opheffing van de gemeenteweg.
De gemeente heeft het verzoekschrift onderworpen aan een onderzoek naar het juridisch en feitelijk statuut van de bedoelde voetweg, met inbegrip van de vraag of deze weg nog niet is opgeheven via een administratieve of gerechtelijke beslissing uit het verleden, en of de weg op 1 september 2019 nog niet was verdwenen wegens verjaring door dertigjarig ongebruik (in toepassing van de ‘oude’ Buurtwegenwet).
Op grond van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen wordt alle buurtwegen die bestaan op 1 september 2019 geacht een gemeenteweg te zijn.
Uit artikel 12 van de Buurtwegenwet, zoals van toepassing tot 1 september 2019, blijkt dat buurtwegen tot vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op de Gemeentewegen (op 1 september 2019), konden verjaren indien zij gedurende een periode van dertig jaar niet langer dienden tot het openbaar gebruik. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie (Zie bijvoorbeeld Cass. 17 oktober 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 10, 2276; Cass. 7 mei 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 5, 118; Cass 13 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 25) Bij gebrek aan andersluidende bepaling, geschiedt de verjaring wegens publiek onbruik zoals bedoeld in artikel 12 van de Buurtwegenwet, net zoals elke andere verjaring, van rechtswege, en heeft zij dus automatisch uitwerking door het loutere verstrijken van de verjaringstermijn (artikel 2261 BW). Een verjaarde buurtweg behoeft met andere woorden geen formele afschaffingsbeslissing meer, overeenkomstig artikel 28 Buurtwegenwet (of de nieuwe regeling in het decreet Gemeentewegen). Een buurtweg, die door onbruik gedurende dertig jaar van rechtswege is verjaard, is door het verlies van zijn openbare bestemming niet langer te beschouwen als een buurtweg in de zin van de Buurtwegenwet, zodat dit geen “bestaande buurtweg” is in de zin van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen.
Die mogelijkheid tot verjaring is door het decreet op de gemeentewegen afgeschaft, maar die afschaffing heeft geen gevolgen voor verjaringen die reeds bereikt waren bij de inwerkingtreding van dit decreet op 1 september 2019.
In de mate dat blijkt dat een door de atlas der buurtwegen aangeduide buurtweg op 1 september 2019 reeds meer dan dertig jaar in onbruik was, dient dus vastgesteld dat de buurtweg van rechtswege moet geacht worden niet meer te bestaan. In dat geval is het verzoek ongegrond.
De gemeenteraad is aangaande voetweg 78 tot de volgende bemerkingen gekomen:
De gemeenteraad is tot dit besluit gekomen op basis van de volgende elementen:
Een opwaardering tot een verharde of verlichte wandelweg is niet aangewezen, nu de weg als functionele verbinding weinig potenties heeft. Voor recreatief verkeer heeft de verbinding wel dergelijke potenties, als een doorgang door weilanden. Dergelijke publieke doorgangen onderhouden zichzelf bij afdoende gebruik. De gemeenteraad beveelt een eenmalig onderhoud aan door het verwijderen van vegetatie en het voorzien van een kruising van de gracht.
Artikel 1. De gemeenteraad neemt kennis van het verzoekschrift van 14 juni 2021 tot vrijwaring en herwaardering van voetweg nr. 78.
Artikel 2. De gemeenteraad beveelt het college een eenmalig onderhoud aan door het verwijderen van vegetatie en het voorzien van een mogelijkheid tot kruising van de gracht.
Artikel 3. Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan mevrouw Marina Maes.
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vraagt met een verzoekschrift aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de voetweg 75 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door het gemeentebestuur ontvangen op 14 juni 2021.
Juridisch kader
Bevoegdheid orgaan:
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen
Juridische grond
Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019
Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841
Huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van Waasmunster
Feiten, context en argumentatie
Mevrouw Marina Maes (bijgestaan door advocaat Dirk Abbeloos, met kantoor te Sint-Gillislaan 117 te 9200 Dendermonde) vroeg met een verzoekschrift van 6 januari 2021 aan de gemeenteraad om over te gaan tot “vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg”, te weten de buurtweg 75 volgens het tracé dat beschreven staat in de Atlas van de Buurtwegen. Dit verzoekschrift werd door de mr. Dirk Abbeloos bij e-mail van 15 februari 2021 “voorlopig geannuleerd”. De verzoekschriften werden evenwel opnieuw ingediend bij brief van 11 juni 2021, door de gemeente ontvangen op 14 juni 2021.
In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 heeft eenieder het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Dit verzoekschrift moet worden gemotiveerd op grond van doelstellingen, vermeld in artikel 3 van het decreet, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
In overeenstemming met artikel 35, tweede lid moet de gemeenteraad beslissen op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing op opheffing van de gemeenteweg.
De gemeente heeft het verzoekschrift onderworpen aan een onderzoek naar het juridisch en feitelijk statuut van de bedoelde voetweg, met inbegrip van de vraag of deze weg nog niet is opgeheven via een administratieve of gerechtelijke beslissing uit het verleden, en of de weg op 1 september 2019 nog niet was verdwenen wegens verjaring door dertigjarig ongebruik (in toepassing van de ‘oude’ Buurtwegenwet).
Op grond van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen wordt alle buurtwegen die bestaan op 1 september 2019 geacht een gemeenteweg te zijn.
Uit artikel 12 van de Buurtwegenwet, zoals van toepassing tot 1 september 2019, blijkt dat buurtwegen tot vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet op de Gemeentewegen (op 1 september 2019), konden verjaren indien zij gedurende een periode van dertig jaar niet langer dienden tot het openbaar gebruik. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie (Zie bijvoorbeeld Cass. 17 oktober 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 10, 2276; Cass. 7 mei 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 5, 118; Cass 13 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 25) Bij gebrek aan andersluidende bepaling, geschiedt de verjaring wegens publiek onbruik zoals bedoeld in artikel 12 van de Buurtwegenwet, net zoals elke andere verjaring, van rechtswege, en heeft zij dus automatisch uitwerking door het loutere verstrijken van de verjaringstermijn (artikel 2261 BW). Een verjaarde buurtweg behoeft met andere woorden geen formele afschaffingsbeslissing meer, overeenkomstig artikel 28 Buurtwegenwet (of de nieuwe regeling in het decreet Gemeentewegen). Een buurtweg, die door onbruik gedurende dertig jaar van rechtswege is verjaard, is door het verlies van zijn openbare bestemming niet langer te beschouwen als een buurtweg in de zin van de Buurtwegenwet, zodat dit geen “bestaande buurtweg” is in de zin van artikel 85 van het decreet op de gemeentewegen.
Die mogelijkheid tot verjaring is door het decreet op de gemeentewegen afgeschaft, maar die afschaffing heeft geen gevolgen voor verjaringen die reeds bereikt waren bij de inwerkingtreding van dit decreet op 1 september 2019.
In de mate dat blijkt dat een door de atlas der buurtwegen aangeduide buurtweg op 1 september 2019 reeds meer dan dertig jaar in onbruik was, dient dus vastgesteld dat de buurtweg van rechtswege moet geacht worden niet meer te bestaan. In dat geval is het verzoek ongegrond.
De gemeenteraad is aangaande voetweg 75 tot de volgende bemerkingen gekomen:
De gemeenteraad is tot dit besluit gekomen op basis van de volgende elementen:
Het tracé is dus deels vervallen door onbruik gedurende meer dan 30 jaar. Het beperkte resterende deel loopt hierdoor dood. Hierdoor heeft de weg als functionele verbinding geen potenties. Dit deel is perfect toegankelijk.
Artikel 1. De gemeenteraad neemt kennis van het verzoekschrift van 14 juni 2021 tot vrijwaring en herwaardering van voetweg nr. 75.
Artikel . De gemeenteraad meent terzake geen actie te moeten ondernemen.
Artikel 3. Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan mevrouw Marina Maes.
Het decreet lokaal bestuur stelt dat er minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar wordt voorgelegd aan de gemeenteraad.
Artikel 263 van het decreet lokaal bestuur schrijft voor dat de opvolgingsrapportering minstens volgende elementen dient te bevatten:
Juridisch kader
Toepasselijke wetgeving :
Het decreet lokaal bestuur.
Art. 1 : De gemeenteraad neemt akte van de opvolgingsrapportering 2020.
De raad dient haar deel van de geïntegreerde jaarrekening vast te stellen.
De voorliggende jaarrekening voldoet aan de wettelijke bepalingen.
De geïntegreerde jaarrekening met bijlagen werd aan de raadsleden bezorgd binnen de wettelijk voorziene termijnen.
Juridisch kader
Toepasselijke wetgeving :
Het decreet lokaal bestuur.
De Raad beslist dit agendapunt te verdagen.
De OCMW raad heeft haar deel van de geïntegreerde jaarrekening vastgesteld. De gemeenteraad dient deze goed te keuren.
De voorliggende jaarrekening voldoet aan de wettelijke bepalingen.
De jaarrekening met bijlagen werd aan de raadsleden bezorgd binnen de wettelijk voorziene termijnen.
Juridisch kader
Toepasselijke wetgeving :
De Raad beslist dit agendapunt te verdagen.
In de Wareslagestraat komt een nieuwe verkaveling. De straat is openbaar domein en dient een nieuwe straatnaam te krijgen.
In de gemeenteraad van 25/03/2021 werd de naam “Pepercoornedreef” voorlopig aanvaard.
Na de bekendmaking werd 1 bezwaar ingediend.
Het college besliste, in navolging van dit bezwaar, om opnieuw advies te vragen aan de vrijetijdsraad.
Voorstel vrijetijdsraad: Waselakehof.
Juridisch kader
Art. 1: De straatnaam van de nieuw aan te leggen straat thv de Wareslagestraat voorlopig als volgt vast te stellen: “Waselakehof”.
Art. 2: Het college te belasten met de bekendmaking van de voorlopige vaststelling van deze straatnaam conform de bepalingen van artikel 4 van het decreet van 28/01/1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen, door een openbaar onderzoek (30 dagen) te organiseren dmv aanplakking.
Art.3: Dit besluit na afsluiting van de bekendmaking voor te leggen aan de gemeenteraad voor definitieve vaststelling van de straatnaam.
Om de nodige transitie in het energie- en klimaatbeleid waar te maken stelt de Vlaamse Overheid voor om met de lokale besturen de handen in elkaar te slaan. Aan de hand van concrete herkenbare "werven" wil men inzetten op een krachtdadig beleid. Er wordt ingezet op een gelijktijdige bottom-up en top-down aanpak.
De vier "werven" die aan bod komen zijn:
- Laten we een boom opzetten (thema groen en natuur)
- Verrijk je wijk (energie)
- Elke buurt deelt en is duurzaam bereikbaar (mobiliteit)
- Water het nieuwe goud (hemelwater)
Binnen elke werf zijn er een aantal doelstellingen vooropgesteld waar naar zal worden toegewerkt.
Interwaas heeft zich geëngageerd om net als voor het burgemeestersconvenant om naast een coördinerende en ondersteunende rol ook een aantal actiepunten op te nemen.
Juridisch kader
Op de internationale conferentie inzake milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992 en het internationaal verdrag van Kyoto van 1997 werden de te neme maatregelen ter bescherming van het klimaat en ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen besproken;
De federale overheid ondertekende de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen aangaande het engagement om aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te werken in New York in 2015;
De gemeente Waasmunster ondertekende het Burgemeestersconvenant 2030, aangaande de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen;
De Vlaamse overheid heeft een Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021-2030
Tevens is er het Regeerakkoord Vlaamse Regering 2019-2024
De Vlaamse en lokale overheden nemen hun verantwoordelijkheid en geven het goede voorbeeld. Net zoals de Vlaamse Overheid zullen gemeenten, steden, intercommunales, OCMW’s, provincies en autonome gemeentebedrijven worden gevraagd dat zij hun broeikasgassen met 40% reduceren in 2030 ten opzichte van 2015 en vanaf 2020 per jaar een energiebesparing van 2,09% realiseren op het energieverbruik van hun gebouwenpark (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed).
Artikel 2 van het Decreet Lokaal Bestuur bepaalt: “De gemeenten zijn overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang. Voor de verwezenlijking daarvan kunnen ze alle initiatieven nemen. Ze beogen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.”
Daarom is het wenselijk dat de gemeente het Lokaal Energie- en Klimaatpact ondertekent en de gewenste en mogelijke acties uitvoert. Bijgevolg heeft de gemeente recht op financiële ondersteuning van de Vlaamse overheid d.m.v. trekkingsrecht.
Art.1: De gemeente beslist om het Lokaal Energie- en Klimaatpact te ondertekenen.
Art. 2 : Afschrift van tegenwoordige beslissing over te maken aan het Vlaamse Gewest
De gemeenten die sociale voordelen verlenen aan scholen van het eigen schoolbestuur, zijn decretaal verplicht dezelfde voordelen toe te kennen aan de scholen van de andere schoolbesturen, gelegen op hun grondgebied als die erom verzoeken. Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de leerlingen, welke scholen die ook bezoeken.
Met sociale voordelen wordt in het decreet bedoeld:
1° het ochtend- en avondtoezicht buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen;
2° het middagtoezicht voor de tijdsduur van maximaal één uur;
3° het ter beschikking stellen van de voor het publiek toegankelijke gemeentelijke infrastructuur, met uitzondering van de roerende en onroerende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor de organisatie van het gemeentelijk onderwijs;
4° de kosten van de toegang tot het zwembad voor de leerlingen lager onderwijs, indien het zwembad niet behoort tot de gemeentelijke sportinfrastructuur vermeld in punt 3°. De kosten verbonden aan het verstrekken van één schooljaar gratis zwemmen, waar elke leerling lager onderwijs recht op heeft, worden niet als sociaal voordeel beschouwd;
5° het leerlingenvervoer in het basisonderwijs.
In onze gemeente gaat het concreet dus over de voor- en naschoolse kinderopvang en middagbewaking. De decreetgever voorziet per leerling per schooljaar 4,34 euro om het middagtoezicht te organiseren; deze werkingsmiddelen worden rechtstreeks aan de scholen gestort; het is opportuun om bij de afrekening van de tussenkomsten voor het middagtoezicht i.h.k.v. de sociale voordelen rekening te houden met deze middelen en deze in mindering te brengen van de totaalfactuur van de inrichtende machten die verzoeken om dit sociale voordeel.
In elke school die een beroep wenst te doen op het sociale voordeel dient aan de ouders een remgeld te worden aangerekend. Op dit remgeld worden wel enkele sociale correcties toegepast.
Juridisch kader
Relevante regelgeving:
Voorgaande beslissing van de raad:
Voor de eigen gemeentelijke lagere en basisschool wordt in voor- en naschoolse kinderopvang en middagbewaking voorzien. Deze activiteiten worden beschouwd als sociaal voordeel waardoor er dus een financiële tussenkomst van de gemeente ten gunste van de scholen van het vrij- en gemeenschapsonderwijs moet voorzien worden.
Uit sociale overwegingen lijkt het echter wel wenselijk in een sociale correctie te voorzien op het remgeld dat verplicht aan de ouders wordt doorgerekend door de schoolbesturen die de sociale voordelen wensen te ontvangen.
Artikel 1: Voor toepassing van dit besluit worden volgende definities gehanteerd:
1) Voorschoolse opvang : opvang van de leerlingen van het lager- en kleuteronderwijs vóór de aanvang van de schooldag. Voorschoolse opvang begint ten vroegste om 7:00 uur en eindigt om 8:15 uur.
2) Naschoolse opvang: opvang van de leerlingen van het lager- en kleuteronderwijs na het einde van de schooldag. Naschoolse opvang begint 15 minuten na het einde van de schooldag en eindigt ten laatste om 18:00 uur.
3) Middagbewaking: opvang van de leerlingen van het lager- en kleuteronderwijs tijdens de middagpauze.
4) Opvanggedeelte: periodes van een half uur waarvan de eerste aanvangt bij het begin van de voor- of naschoolse opvang.
5) Opvanglocatie: Elke vestigingsplaats van kleuter- en/of lager onderwijs op het grondgebied van de gemeente Waasmunster kan als opvanglocatie worden gebruikt.
Artikel 2: Voor het schooljaar 2021-2022 worden volgende activiteiten ingericht voor de gemeentelijke basisschool De Wonderboom en de gemeentelijke lagere school Ruiter die als sociaal voordeel moeten beschouwd worden:
- voorschoolse opvang: 75 minuten per schooldag
- middagbewaking: 60 minuten per volle schooldag
- naschoolse opvang: 140 minuten per volle schooldag
Voor de voorschoolse en naschoolse opvang is het sociaal voordeel beperkt tot op het ogenblik dat het gemeentebestuur buitenschoolse kinderopvang in het kader van het besluit van de Vlaamse regering organiseert indien deze opvang tijdens het schooljaar 2021-2022 zou starten.
Artikel 3:
§1.Voor de voorschoolse en naschoolse opvang wordt een remgeld van de ouders gevraagd van 1,00 euro per kind per begonnen half uur. Indien kinderen niet afgehaald worden bij het einde van de naschoolse opvang wordt een boetetarief van 10,00 euro per kind per begonnen half uur aangerekend.
§2. Voor de middagbewaking wordt aan de ouders een remgeld van 24,00 euro per schooljaar per kind aangerekend.
§3. Kinderen die genieten van het WIGW-tarief krijgen een vermindering van 50% op het remgeld. Om van de vermindering te kunnen genieten dient een attest van het ziekenfonds op naam van het kind met vermelding van de duur van de WIGW erkenning voorgelegd te worden.
§4. Kinderen en jongeren die verblijven in een Organisatie voor Bijzondere Jeugdzorg of een Onthaal,- Oriëntatie en Observatiecentrum, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap krijgen een vermindering van 50% op het remgeld. Om van de vermindering te kunnen genieten dient een attest van de instelling voorgelegd te worden;
§5. Ouders waarvan minstens 2 kinderen school lopen in één van de basisscholen op het grondgebied van Waasmunster krijgen een vermindering van 25% op het remgeld. Deze vermindering is niet cumuleerbaar met de vermindering voor WIGW.
§6. De in dit artikel vermelde remgelden moeten door de andere inrichtende machten eveneens moeten gevraagd worden, willen zij kunnen genieten van het sociaal voordeel.
Artikel 4: De financiële tussenkomsten voor de aan de leerlingen verleende sociale voordelen worden toegekend aan de inrichtende machten die erom verzoeken en die de door de gemeente nodig geachte controle aanvaarden. Voor het middagtoezicht wordt per leerling, per schooljaar 4,34 euro in mindering gebracht op deze tussenkomst, aangezien de decreetgever dit bedrag als werkingsmiddel rechtstreeks aan de inrichtende machten voorziet.
Artikel 5: De middagbewaking, de voorschoolse - en de naschoolse opvang kunnen doorgaan in gemeenschappelijke lokalen na overleg met al de betrokken inrichtende machten.
Artikel 6: De toezichters worden aangeworven door de inrichtende macht die het voordeel geniet. De bezoldiging van de toezichters gebeurt door de instelling die het sociaal voordeel ontvangt.
Artikel 7: De verstrekker dient voor de organisatie de volgende normen te hanteren:
- voor de middagbewaking wordt per begonnen schijf van 60 rechthebbende leerlingen 1 uur toezicht door 1 toezichter vergoed.
- voor de voorschoolse opvang wordt per begonnen schijf van 60 rechthebbende leerlingen die aanwezig zijn in de opvanglocatie bij aanvang van het opvanggedeelte 1 toezichter vergoed.
- voor de naschoolse opvang wordt per begonnen schijf van 30 rechthebbende leerlingen die aanwezig zijn in de opvanglocatie bij de aanvang van het opvanggedeelte 1 toezichter vergoed.
Voor de middagbewaking, het ochtend- en avondtoezicht zal maximum de duur uitgedrukt in minuten zoals in art. 2 vermeld vergoed worden.
Artikel 8: Voor toekenning van het sociaal voordeel wordt de bruto loonkost, binnen de krijtlijnen van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24/07/1991 over de sociale voordelen, vastgesteld op 15,45 EUR/uur voor het schooljaar 2021-2022.
Artikel 9: De bepalingen van het besluit van de Vlaamse Executieve houdende bepaling van het begrip "sociale voordelen" bedoeld in art. 33 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en van het Decreet flankerend onderwijsbeleid, worden toegepast.
Artikel 10: De nodige kredieten zullen in het budget worden ingeschreven.
Artikel 11: Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Als gevolg van wijzigingen van de regelgeving op Vlaams niveau wordt er een nieuwe functionerings- en evaluatiecyclus ingevoerd voor de gemeentelijke scholen. Deze procedure werd afgestemd op het niveau van onze scholengemeenschap. De basis voor deze procedure is de functiebeschrijving. Deze is voortaan gereduceerd tot de kerntaken en algemeen per ambt (t.o.v. individueel in het verleden).
Juridisch kader
- de nieuwe gemeentewet, in het bijzonder artikel 117
- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (verder genoemd decreet rechtspositie personeel gesubsidieerd onderwijs), de hoofdstukken Vbis en Vter
- het decreet lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40
- het protocol van akkoord van 6 september 2021 van het lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap (OCSG)
Artikel 1:
§1 De directeur wordt aangeduid als eerste evaluator voor alle gesubsidieerde personeelsleden aangesteld in een wervingsambt in zijn instelling.
§2 De algemeen directeur wordt aangeduid als tweede evaluator voor alle gesubsidieerde personeelsleden in wervingsambten.
§3 De directeur wordt aangeduid als eerste evaluator voor alle gesubsidieerde personeelsleden aangesteld in een ander bevorderingsambt of in een selectieambt.
§4 De algemeen directeur wordt aangeduid als tweede evaluator voor alle gesubsidieerde personeelsleden in een ander bevorderingsambt dan dat van directeur of in een selectieambt.
§5 De algemeen directeur wordt aangeduid als de evaluator van de directeur(s).
Art.2: De tweede evaluator bewaakt het proces, bewaakt de kwaliteit en waakt over de objectiviteit en de eenvormigheid van de evaluaties over de personeelsleden heen.
Art.3: Voor de evaluatoren wordt in het kader van het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken een opleiding voorzien zodat de evaluator voldoende competent is om met kennis van zaken en op een objectieve evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid. Daartoe wordt bij OVSG+ ingeschreven voor de opleiding voor evaluatoren.
Art.4:
§1 De (eerste) evaluator nodigt het personeelslid per brief of per email uit voor een eerste formeel functioneringsgesprek. Hij kondigt dit minimaal 10 werkdagen op voorhand aan.
§2 Het personeelslid kan per brief of per email een functioneringsgesprek vragen. Het gesprek vindt plaats binnen een redelijke termijn na de vraag. De datum van het gesprek wordt bepaald door de (eerste) evaluator.
§3 Van het eerste formeel functioneringsgesprek wordt door de (eerste) evaluator een verslag opgemaakt conform het model van OVSG. In dit verslag worden persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen opgenomen. Dit verslag wordt ondertekend door de (eerste) evaluator en ter ondertekening voor ontvangst aan het personeelslid voorgelegd. Het verslag wordt bewaard in het evaluatiedossier dat beheerd wordt door de (eerste) evaluator.
§4 De (eerste) evaluator houdt de coachingshistoriek bij conform het model van OVSG.
Art.5:
§1 De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van evaluatiecriteria die aansluiten bij de functiebeschrijving en bij de doelstellingen van de onderwijsinstelling en het schoolbestuur.
§2 De (eerste) evaluator bepaalt het tijdstip van het evaluatiegesprek en deelt dit minimaal 10 werkdagen op voorhand per brief of per mail mee.
§3 De (eerste) evaluator stelt het evaluatieverslag op conform het model van OVSG. Dit verslag wordt bewaard in het evaluatiedossier.
Art.6: De (eerste) evaluator zorgt voor de informatiedoorstroming naar het schoolbestuur en desgevallend naar de tweede evaluator.
Samen met het nieuwe evaluatiereglement dat in deze zitting voorligt is het noodzakelijk ook de (algemene) functiebeschrijvingen vast te stellen.
Juridisch kader
- de nieuwe gemeentewet, in het bijzonder artikel 117
- het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (verder genoemd decreet rechtspositie personeel gesubsidieerd onderwijs), de hoofdstukken Vbis en Vter
- het decreet lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40
- het protocol van akkoord van 6 september 2021 van het lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap (OCSG)
- het besluit van de raad op datum van heden houdende het vaststellen van het evaluatiereglement voor het gemeentelijk onderwijs
Enig artikel: De raad stelt de functiebeschrijvingen, zoals in bijlage gevoegd bij dit besluit, voor volgende functies vast: directeur, onderwijzer, kleuteronderwijzer, administratief medewerker.
Naar aanleiding van de corona-maatregelen genomen door de hogere overheid kunnen verenigingen evenementen organiseren met gebruik van een covid safe ticket. De lokale veiligheidsraad dient haar toestemming te geven voor evenementen op het grondgebied van Waasmunster.
De lokale veiligheidsraad is van oordeel is dat een erkende securityfirma nodig is om iemand de toegang tot een evenement te kunnen ontzeggen. Dit brengt een aanzienlijke kost met zich mee voor de vereniging, vaak een grote hap uit het budget/de winst is.
Omdat het van belang is voor de veiligheid en gezondheid in onze gemeente en omdat het belangrijk is om de lokale verenigingen zo goed als mogelijk te ondersteunen stel ik voor om als bestuur de helft van deze kost op te nemen. Er is ongetwijfeld budget vrijgekomen door het uitstel van de opening van de Meermin en het samen organiseren met de Nieuwjaarsreceptie.
Juridisch kader
25/08/2021 – Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.
Decreet lokaal bestuur
Artikel 1 De gemeenteraad beslist om aan verenigingen die erkend zijn, een tussenkomst “security” toe te kennen wanneer de hogere overheid, de lokale politie of veiligheidscel verplicht tot de inzet van een erkende bewakingsfirma voor toezicht tijdens fuiven of andere openbare dansgelegenheden die gebruik maken van het covid safe ticket (CST).
Artikel 2 De tussenkomst bedraagt maximaal 400 EUR. De tussenkomst kan nooit meer bedragen dan 50% van het totale factuurbedrag.
Artikel 3 Een vereniging kan een dergelijke tussenkomst vragen tot 2 maand na het plaatsvinden van het evenement en dient hiervoor een aanvraag in en kopie van de factuur van de beveiligingsfirma.
Artikel 4 Het college wordt belast met de verdere uitvoering van de subsidie en de uitwerking van het aanvraagdocument
DE RAAD VERWERPT DIT AGENDAPUNT
De mondelinge vragen kunnen beluisterd worden op de audio-opname op de website.
De voorzitter sluit de zitting op 23/09/2021 om 21:10.
Namens gemeenteraad,
Bram Collier
algemeen directeur
Yari Van Kaer
voorzitter van de raad